Begroeide vooroevers hebben een dubbele rol: natuur en veiligheid. Deelnemers antwoorden op de vraag over de rol van begroeide voorlanden.
Een recente analyse van historische watersnoodrampen door Zhu et al. (2020) toonde dat dijken met voorlanden aanzienlijk minder kwetsbaar zijn voor dijkdoorbraken tijdens stormen, en dat als het mis gaat de bressen minder diep worden. Tijdens het All-Risk webinar is ingegaan op (1) de effectiviteit van voorlanden voor golfdemping en het verlagen van de golf-oploop op verschillende locaties in de Waddenzee, (2) hoe het beheer van voorlanden onzekerheden in de stabiliteit van deze systemen kan verminderen en (3) hoe zeer lange golven – zogenaamde infragravity waves – door voorlanden worden beïnvloed.
Kwelders realistische oplossing voor kustveiligheid?
Na de presentaties werd als eerste de vraag gesteld of kwelders gerestaureerd moeten worden op plekken waar de dijken het meest blootgesteld zijn aan golven. Hieruit volgde de algemene tendens voor de meeste stakeholders dat kwelderrestauratie een toegevoegde waarde heeft voor natuur en veiligheid, maar dat technische middelen nodig zijn voor de aanleg van kwelders op de meest golf-geëxponeerde locaties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het creëren van constructies om opslibbing en drainage van het gebied te bevorderen, in lijn met de kwelderwerken. Maar ook mimicri zou een oplossing kunnen bieden (Temmink et al. 2021). Een beperkte groep geloofde niet dat kwelders zouden kunnen overleven in deze geëxponeerde gebieden, en dat building with nature niet realistisch is voor de meest blootgestelde locaties.
Vervolgens werd aangegeven dat het creëren van kwelders niet altijd een verbetering van de natuurwaarde is, aangezien kwelders een lagere natuurwaarde kunnen hebben dan de slikken die er nu al kunnen zijn. Hierdoor was er een tendens waarneembaar dat de waterschappen graag naar buitendijkse oplossingen kijken, terwijl natuurorganisaties meer kansen zien voor binnendijkse oplossingen. Tot slot werd erop gewezen dat hoge voorlanden het meest waardevol zijn voor waterveiligheid, terwijl de lage voorlanden (zoals bijvb. Pioniervegetatie) vaak waardevoller zijn vanuit natuurwaarde bezien. Het creëren van een breed voorland waarin zowel hoge en lage voorlanden samen voorkomen, lijkt dus het meest wenselijk.
Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de kwelders?
Vervolgens werd besproken wie verantwoordelijk zou moeten zijn voor het management van de voorlanden. Hieruit volgde dat waterschappen het liefste de uiteindelijke zeggenschap zouden hebben, gezien zij verantwoordelijk zijn voor de waterveiligheid, wat voor Nederland een primaire voorwaarde is voor haar bestaan. Rijkswaterstaat ziet het liever als een nationale verantwoordelijkheid, omdat de Waddenzee groter is dan enkel de waterschappen, en de effecten van eventuele maatregelen gebiedsoverstijgend zijn. De natuurorganisaties zetten in op een gezamenlijke aanpak, opdat het natuurbeheer breder ingebed wordt dan alleen de waterveiligheid bij de Waterschappen of Rijkswaterstaat. Een belangrijke opmerking vanuit de hoek van de dijkenbouwers was, dat ongeacht de beslissing, de haalbaarheid ook realistisch moet blijven in het kader van langetermijncontracten. Er wordt steeds vaker gevraagd naar contracten waarin de aanleg en het onderhoud van het waterkerende systeem gezamenlijk wordt geoffreerd. Dan moeten eventuele werkzaamheden aan het voorland ook binnen het contract mogen, als dit onderdeel maakt van het waterkerende systeem.
Welke monitoring moet er toegepast worden?
Naar aanleiding van de presentaties werd besproken welke monitoringsstrategieën effectief zijn om toe te passen. Er bleek verdeeldheid te zijn met betrekking tot het meten van infragravity golven. Er werd opgemerkt dat het effect gering lijkt te zijn in vergelijking tot de onzekerheden van de faalkans van de dijken. Daarnaast zijn de metingen relatief prijzig en er is weinig kennis aanwezig tot het interpreteren van infragravity golven. De data-sets van bestaande golfboeien zouden meer geanalyseerd kunnen worden. Hier stond tegenover dat veel deelnemers hechten aan het meten is weten principe. Indien er in de toekomst specifiek gemeten zou gaan worden aan infragravity golven, dan is het belangrijk minimaal 2 locaties te hebben: een gebied waar veel infragravity golven verwacht worden versus een gebied waar we gebaseerd op de huidige kennis geen effect van infragravity golven verwachten
De deelnemers waren positiever over het doorgaan met ruimtelijk-expliciet meten van de golf-oploop middels vloedmerk. Daarbij werd wel aangegeven dat er geen noodzaak is om continu te meten. Er moeten eenduidige protocollen beschikbaar zijn om snel te kunnen gaan meten direct na grotere stormen met hoge waterstanden, welke relatief weinig voorkomen. Er werd aangegeven dat alternatieve meetmethodes onderzocht kunnen worden om de haalbaarheid van meer metingen te verhogen. Dit was aanleiding voor een levendige discussie onder de waterschappen. Nog steeds is er veel waardering voor meten is weten, maar dat er noodzaak is aan eenduidige protocollen binnen de verschillende betrokken belanghebbende.
Reacties van deelnemers op de vragen Links: Zou het zinvol zijn om langs de hele Waddenkust door te gaan met metingen van golven en drijfzand om onzekerheden in golfdemping te verminderen? Rechts: Hoe lang duurt het voordat we actief vooroevers kunnen ontwerpen als onderdeel van ons kustverdedigingsplan?
Waar zitten de kennisleemtes?
Tenslotte werd er besproken in hoeverre er nog kennisleemtes zijn binnen het onderwerp en toepasbaarheid. De belangrijkste tendens is dat er voldoende kennis is om te gaan starten met het toepassen van voorlanden voor waterveiligheid. De deelnemers geven aan dat we grotendeels al gestart zijn of er klaar voor zijn. Er zijn relatief weinig kennisgaten. De belangrijkste kennisleemtes lijken te zijn dat er weinig veldmetingen zijn over de golfdemping tijdens superstormen en de langetermijnstabiliteit van kwelders.
De natuurbeheerders benadrukken dat ze de voorkeur geeft aan een dubbeldijksysteem in plaats van buitendijkse oplossingen om de natuurwaarde van de slikken te waarborgen. Gezien natuurwaardes vast gekaderd zitten in de Europese wetgeving lijkt het lastiger om grootschalige buitendijkse oplossingen te realiseren. Daarentegen zijn de kustbeschermingswaarde beter verankerd in de Nederlandse wetgeving, en zou verder maatwerk noodzakelijk zijn. Ondanks de soms verschillende visies, lijken er vooral kansen te zijn om de samenhangende belangen verder te onderzoeken en vooral ook praktisch uit te werken.
Als belangrijkste boodschap werd gezien dat het gebruik van voorlanden voor waterveiligheid weliswaar uitdagend is, maar veel kansen biedt gezien de uiteenlopende, maar vaak (deels) samengaande belangen en visies van betrokken partijen. Voorlanden zijn dus goed bruikbaar voor kustbescherming en natuurbelangen, en bieden perspectief naar nature based solutions. Implementatie vergt goede kennis van het systeem, om middels de juiste maatregelen het voorland op de gewenste plek te krijgen en ook goed te beheren.
All-Risk aanbevelingen
- De inpasbaarheid van voorlanden voor waterveiligheid biedt veel kansen, maar roept nog steeds vragen op over wie eindverantwoordelijk moet zijn in het kwelderbeheer. Het zou goed zijn om binnen pilots praktische ervaring op te doen in co-management.
- Investeer in het ruimtelijk-expliciet meten van golfdemping en golfoploop langs de gehele Waddenkust (dus zowel met en zonder kwelder), met focus op zeldzaam sterke stormen (super)stormen.
- Belangrijk te blijven leren over (1) hoe kwelders aan te leggen op golf-geëxponeerde plekken en (2) de processen die de langetermijndynamiek van kwelders sturen.
- Omdat de aanleg van kwelders voor waterveiligheid niet overal buitendijks kan, is het belangrijk nu ook al gedegen kennis op te bouwen over binnendijkse oplossingen zoals bijv. wisselpolders tussen dubbeldijksystemen.
Last modified: 30/12/2021